Leidse Biologen 1965

Gerrit de Jonge ✝

Studie

Mijn studietijd van 1965 tot ca 1970 is rimpelloos verlopen. Na mijn candidaats heb ik onderwerpjes bij ecologie, ethologie en dierenfysiologie gedaan. Mijn ethologie activiteiten mocht ik middels een ZWO subsidie na mijn doctoraal als promotieonderzoek voortzetten. Over dit onderzoek heb ik braaf gepubliceerd, maar veel sporen in de literatuur heeft het niet nagelaten; alleen af en toe een zinnetje in een handboek.

Werkzaamheden

Na dit onderzoek en ruimschoots voor de voltooiing van mijn proefschrift werd ik door TNO, bij monde van Herman Dienske, gevraagd om daar twee jaar mee te werken aan het rhesusapenonderzoek. Ook mijn publicaties daarover hebben geen diepe sporen nagelaten. Wel werd me aansluitend daarop door TNO gevraagd mee te werken aan onderzoek van psychisch gehandicapte kinderen. De vraag was of dieren ethologen een bijdrage konden leveren aan het verbeteren van de psychiatrische diagnose van mensenkinderen. Die verbetering was hard nodig, want slechts 50 % van de psychiatrische diagnoses was gelijk aan die van psychiaters die om een second opinion werden gevraagd. We hebben ons best gedaan, hebben al onze bevindingen gepubliceerd, maar dat er echt iets verbeterd is betwijfel ik. Tegenwoordig volg ik de kinderpsychiatrie alleen nog maar middels het lezen van de krant. Daaruit krijg ik de indruk dat het nog steeds een puinhoop is en dat de psychiatrische diagnose vooral bepaald wordt door welk ziektebeeld er thans in de mode is.

Mijn eerste onderzoekbaantjes hebben dan wel niet tot grensverleggende ontdekkingen geleid, maar men dacht wel dat ik daardoor een ervaren etholoog was. Toen mijn TNO contract afliep werd mij een contract aangeboden door de LU Wageningen die naar een ervaren etholoog op zoek was om uit te zoeken wat er waar was van de beschuldigingen dat er van alles mis was met de nertsenhouderij. Op dat moment kon het me weinig schelen of die beschuldigingen waar waren of niet. In beide gevallen zouden veel mensen blij zijn met mijn rapport. Een jaar lang ben ik ijverig op zoek geweest naar misstanden, o.m. door voor die tijd geavanceerd onderzoek met videocamera's en infrarood licht, maar ik ben er niet in geslaagde onoplosbare problemen te ontdekken. Gelukkig faalden in de jaren daarna ethologen over de grens daar ook in. Nertsenhouders uit heel Europa waren erg blij met mijn rapport, de meeste Nederlandse kabinetten die de 30 jaren daarna de dienst uitmaakten niet.

Toevallig waren de nertsenhouders tijdens mijn eerste onderzoek samen met de overheid bezig met het opzetten van een eigen proefbedrijf (op het Spelderholt) en mij werd dringend gevraagd te solliciteren naar de vacature van onderzoeksleider. Aldus ben ik voor de rest van mijn leven als rijksambtenaar en gepensioneerde aan de nertsenhouderij verbonden geraakt. Al die jaren heb ik onder vuur gelegen van anti-bont activisten die de nertsenhouders hardnekkig bleven verwijten dat ze rijk werden door dierenleed. Natuurlijk heb ik ze meesmuilend voorgehouden dat tal van mensen er best wel wat voor over hadden om rijk te worden en dat is ook gebleken. Het aantal in Nederland grootgebrachte nertsen was vóór mijn bemoeienis minder dan een miljoen en nu meer dan vijf miljoen; daarnaast worden er nog vijf miljoen door Nederlanders in lage-lonen-landen grootgebracht.

Mijn onderzoek was niet van hoog niveau, maar door de modes van die tijd wel aandachttrekkend. Veel tijd heb ik besteed aan de reductie van ongewenst gedrag door selectie. Het was in de tijd dat de affaire Buikhuizen speelde en niet iedereen was enthousiast over die benadering. Via beleidsambtenaren werd mij meegedeeld dat de minister (van LNV) dit soort onderzoek niet beschouwde als welzijnsonderzoek en dat de overheidsbijdrage gevaar liep als ik in dat onderzoek volhardde. Ik heb niet met “Val dood†gereageerd, maar ben wel doorgegaan en mocht een jaar of drie later het genoegen smaken dat het ministerie een convenant had gesloten met de nertsenhouders, met als doel welzijnsverbetering, en dat de nertsenhouders verplicht werden om aan gedragsselectie te doen teneinde het welzijn te waarborgen. In die tussentijd had de minister advies gevraagd aan een Prof (Wiepkema) die het volledig met mij eens was.
Ik wil maar zeggen, als je als onderzoeker wilt dat er naar je geluisterd wordt dan kan het geen kwaad om Professor te worden.

Persoonlijke informatie

Gerrit is enkele dagen voor de reunie overleden. Zijn vrouw --Anneke Leipoldt-- stelde het op prijs als zijn autobiografie zoveel mogelijk bekend werd. (Eke).
 

 

Terug naar home
Bezoeken
Bezoekers
© webmaster: Eke van Batenburg